Over de teloorgang van management heb ik al in 2002 (!) in het Financieele Dagblad het volgende artikel geschreven met bovenstaande titel. Fortuin en Van Vlissingen zijn inmiddels overleden, maar verder blijkt de inhoud nog steeds aardig actueel…

In de afgelopen tijd zijn vele schandalen in het bedrijfsleven aan het licht gekomen. Ook in Nederland. Achterhoedegevechten van een zichzelf ‘hervindende’ economie, want kleinschalig duurzaam ondernemerschap wordt de trend in de postindustriële tijd.
Van de grote, vooral beursgenoteerde, bedrijven waren niet de bedrijfsactiviteiten en beurswaarderingen maar vooral de schandalen beeldbepalend in de afgelopen jaren. Het publiek bekende bedrijfsleven heeft zich verwijderd en vervreemd van de rest van de maatschappij en het management speelt daarin een cruciale rol. ‘Management’ lijkt zo langzamerhand iets van de ‘corporate-wereld’ te zijn geworden, met eigen regels, waarbij de status van posities en extreme wapenfeiten belangrijker lijken te zijn dan de inhoud van de functies. Daarnaast lijkt betrokkenheid bij mensen en omgeving alleen te bestaan voor zover het ‘beleid’ dat toelaat. De rücksichtsloze ontslaggolven van de laatste maanden onderstrepen dit nog eens. Een zielloze benadering die terecht niet alleen een navenante tegenreactie van haar ‘verweesde’ werknemers maar ook van kiezers oproept.

Pim Fortuyn’s aanval op de gevestigde orde en tegelijkertijd zijn pleidooi voor terugkeer van een ‘nieuwe burgerlijkheid’ met oude normen en waarden betrof niet alleen de Haagse regenten maar mijns’ inziens ook deze nieuwe commerciële machthebbers.

Toch is er iets structurelers aan de hand. De genoemde uitwassen lijken symptomen van een economische orde die zich snel aan het ‘hervinden’ is. Veel ondernemingen zijn te groot geworden. De leiding ervan kan zich door haar immense macht en invloed niet meer invoelen in de menselijke maat in bedrijf en maatschappij en het publiek ziet dit langzamerhand. Werknemers bij beursfondsen beginnen zich te ergeren dat ze werken voor een anonieme club van aandeelhouders wiens enige doelstelling het is om hun eigen vermogen te vermeerderen. De massa beseft meer en meer dat beeldvorming belangrijker blijkt dan de daadwerkelijke resultaten van deze ondernemingen. Ook is merkbaar dat door de grote omvang van de bedrijven en de bijbehorende structuren deze de aansluiting op snelle veranderingen in de economie gaan missen. Het onmachtig gerommel door en met managers, managementlagen, – theorieën en –structuren is een veeg teken.

Het gevoel dat er veranderingen gaande zijn wordt bevestigd door de beroemde trendwatcher Faith Popcorn (‘Clicking’). Zij meende al in 1996 dat megabedrijven langzamerhand dinosaurussen waren geworden die het moeilijk krijgen of omvallen. In de postindustriële samenleving waar ICT als belangrijkste mondiale invloed geldt worden dit soort relikwieën genadeloos begraven.

Ondernemer en schrijver Paul Fentener van Vlissingen (SHV) gaf in zijn column in het Financiëele Dagblad tevens een dergelijke visie weer en trendschrijver Alvin Toffler maakte in zijn ‘Powershift’ in 1990 ook al melding van de blijvende afname van winstgevendheid van de kolossen en de opkomende kracht van de kleinschaligheid. En toen moesten de gouden jaren negentig nog beginnen!

Ook nationale overheden beginnen zich te roeren. Ze hebben steeds meer moeite om hun machtsposities te verantwoorden en te handhaven en kunnen door hun bureaucratische structuren steeds moeilijker de taken uitvoeren waarvoor ze zijn.

En dan zijn er de nieuwe commerciële grootmachten, mogelijk gemaakt door de overwaardering van de financiële economie, wier invloed zelfs te groot is geworden voor diezelfde nationale overheden. Deze conglomeraten zullen voorlopig onhandig maar wel hardhandig wettelijk worden ingekapseld. Tot duidelijk is hoe er in democratieën met deze mega-instituten moet worden omgegaan. De poging tot opsplitsing van Microsoft is waarschijnlijk pas het begin. Het is afwachten wanneer de eerste financiële instelling aan de beurt is en de eerste deprivatisering een feit wordt.

 Het bovenstaande maakt duidelijk dat de grote bewondering voor de ‘corporate wereld’ en het bijbehorende ‘management’ inmiddels achterhaald is. Sterker nog: Management is uit. Niet eventjes maar op langere termijn.

Wat komt daar voor in de plaats? Een snel terrein winnende macro-economische visie gaat er van uit dat kleinschalig ‘entrepreneurship’ in combinatie met maatschappelijk verantwoord ondernemen als enig duurzaam overlevingsmechanisme voor ondernemingen in de nabije toekomst moet worden gezien. Dus: Ondernemerschap is weer in. Veel mensen staan er niet bij stil, maar veruit het grootste deel van het bedrijfsleven bestaat al uit echte ondernemingen, waar activiteiten worden ontplooid voor eigen rekening en risico. Met duurzame betrokkenheid bij de fysieke en sociale omgeving. Waar de afstand tussen bedrijf en maatschappij niet zo groot is en mogelijke excessen in de kiem worden gesmoord. Het zijn de zelfstandige ondernemers en familiebedrijven in met name het midden – maar ook het kleinbedrijf. Eigenlijk is ondernemerschap nooit weggeweest, alleen hadden we er met zijn alleen geen aandacht voor. Het topmanagement in vooral de financiële – en ICT -sector liet iedereen maar al te graag geloven dat er een nieuwe economie aan het ontstaan was en dat zij de ondernemers waren. Die zeepbel is gelukkig geknapt. En de overheden beseffen langzamerhand dat het de stagnerende economie goed zal doen als ze werkelijke ondernemers faciliteren om te ondernemen.

Er staat een nieuw tijdperk voor de deur met geweldige kansen. Met nieuwe technologische mogelijkheden, maar ontdaan van oude managementwaarden. Met hernieuwde waardering van kleinschaligheid en ondernemerschap. Volgens de gewone economische regels. Want er is helemaal geen nieuwe economie, maar wel een nieuwe manier waarop je tegen de ‘oude’ aan kunt kijken.

Kortom: kleinschalig ‘entrepreneurship’ in combinatie met verantwoord ondernemen is het enige duurzame overlevingsmechanisme voor ondernemingen in de (nabije) toekomst.